Je bent hier: Home > Cursus beleggen > Fundamentele analyse
Fundamentele analyse is een methode om de waarde van een aandeel in te schatten. Aandelen koop je namelijk als de koers laag staat, als het aandeel goedkoop is. Als de koers hoog staat en het aandeel is duur geworden, dan wordt verkopen interessant. Maar hoe bepaal je juist of een aandeel goedkoop of duur is?
De fundamenteel analist gaat uit van financieel-economische gegevens om in te schatten of een aandeel goedkoop of duur is. Er wordt gekeken naar de omzet, verwachte omzetgroei, de winst, verwachte winstgroei, de schulden die het bedrijf torst,...
Om makkelijk te kunnen vergelijken tussen verschillende aandelen wordt er gebruik gemaakt van populaire ratio's. We bekijken hieronder enkele kerncijfers die van belang zijn voor een snelle fundamente analyse.
De K/W of P/E (price/earnings) bekom je door de koers te delen door de winst per aandeel. Een aandeel dat aan 20 euro noteert en een winst maakt van 2 euro per aandeel, heeft een koerswinst verhouding van 10.
De koerswinst geeft weer hoeveel jaren je het aandeel moet vasthouden om de initiële investering terug te verdienen. Hoe lager de K/W, hoe beter. Een aandeel met een K/W onder de 10 wordt doorgaans als goedkoop gezien. Een K/W van meer dan 15 wordt eerder als duur gezien.
De koerswinstverhouding is een makkelijke indicator die je snel wat informatie verschaft. Echter zijn er nog andere zaken die in rekening moeten worden gebracht om te bepalen of een aandeel goedkoop of duur is.
Bij de PEG ratio delen we de K/W door de jaarlijkse winstgroei. Een aandeel dat aan 20 euro noteert en 1 euro winst maakt, heeft een K/W van 20 en is op het eerste zicht eerder duur geprijsd. Wanneer we echter de jaarlijkse winstgroei mee in rekening nemen kunnen we tot een ander beeld komen. Hoe lager de PEG ratio, hoe goedkoper het aandeel. Een waarde die richting 1 gaat wordt gezien als goedkoop. Een waarde die richting 3 of hoger gaat wordt gezien als duur.
Voorbeeld: K/W van 20 en een winstgroei van 20% per jaar. PEG = 20 (K/W) gedeeld door 20 (winstgroei) = 1.
Vooral voor high tech bedrijven is deze PEG ratio interessant, omdat de toekomstige winstgroei mee in rekening wordt genomen.
Naast de snel berekende ratio's geeft de balans en de jaarrekening heel veel informatie over de onderneming. Hier moet je als investeerder al wat dieper gaan graven, maar al deze informatie is vrij beschikbaar en kan je opvragen via de website van het bedrijf in kwestie.
De passiefkant van de balans geeft weer welke middelen de onderneming heeft opgehaald.
Onder het eigen vermogen vinden we het kapitaal dat door de aandeelhouders werd samengebracht, alsook de overgedragen winsten enzovoorts. Onder het vreemd vermogen vinden we vreemd vermogen op lange termijn zoals leningen en vreemd vermogen op korte termijn zoals betalingsuitstel van leveranciers.
De actiefkant geeft weer hoe de geldmiddelen van de ondernemingen werden aangewend.
De vaste activa zijn bezittingen zoals gebouwen, auto's, machines, computers van het personeel, aandelen van andere ondernemingen,... Onder de vlottende activa vinden we de voorraden van de onderneming, de vorderingen op klanten, de cashmiddelen en de geldbeleggingen.
Voorbeeld balans:
ACTIEF | PASSIEF |
---|---|
Vaste activa - immateriële vaste activa - materiële vaste activa - financiële vaste activa |
Eigen vermogen - kapitaal - reserves - overgedragen winst |
Vlottende activa - voorraden - vorderingen - geldbeleggingen - liquide middelen |
Vreemd vermogen - schulden op meer dan één jaar - schulden op ten hoogste één jaar |
Op basis van de balans worden heel wat interessante ratio's berekend die een inzicht geven in de gezondheid van een bedrijf.
De boekwaarde is het eigen vermogen van de balans gedeeld door het aantal uitstaande aandelen.
De intrinsieke waarde is de waarde van het aandeel in de veronderstelling dat de onderneming alle bezittingen zou verkopen. Het gaat natuurlijk maar over een raming want bij een effectieve verkoop kan de prijs die je krijgt voor activa wel nog wat verschillend zijn.
De rentabiliteit geeft het rendement weer van de ingezette middelen.
Rentabiliteit eigen vermogen = Winst / eigen vermogen
Bij een opbrengst van 5 euro waarbij de investering 100 euro was, is de rentabiliteit gelijk aan 5%. Dit wordt vergeleken met de 'risicovrije rente' die je op bijvoorbeeld een spaarrekening of een staatsobligaties krijgt. De rentabiliteit is bij voorkeur dan ook fors hoger dan de risicovrije rente, gezien het investeren in aandelen met toch wat risico gepaard gaat.
Let wel op, want het rendement op het eigen vermogen kan soms makkelijk opgekrikt worden. Bedrijven kunnen een kapitaalvermindering doen. Ze kunnen bijvoorbeeld eigen aandelen inkopen en deze vervolgens vernietigen. Stel dat het bedrijf op deze manier het eigen vermogen halveert, dan zal ook de 'return on equity' verdubbelen! Het is daarbij belangrijk om de schulden in het oog te houden, want een te laag eigen vermogen maakt het bedrijf minder financieel onafhankelijk. Dit kan op zijn beurt voor problemen zorgen wanneer er iets onverwachts gebeurt en de omzet terugvalt, waarna de schulden niet meer betaald kunnen worden.
De liquiditeit geeft aan of een bedrijf de schulden op korte termijn kan betalen met de middelen waarover het beschikt. Hiervoor worden liquide middelen en kortlopende vorderingen gebruikt. Door de voorraden niet mee te nemen wordt het risico dat samenhangt met voorraden geëlimineerd.
Liquiditeit in ruime zin: Vlottende Activa / Schulden op korte termijn
Liquiditeit in enge zin (quick ratio of acid test): (Vlottende Activa – Voorraden) / Schulden op korte termijn
De liquiditeit is best groter dan 1 omdat het bedrijf dan alle kortlopende verplichtingen kan voldoen met de vlottende activa. Nog mooier is het als dit cijfer hoger uitkomt. Bij een liquiditeitsratio van 2 mag de waarde van de vlottende activa al halveren en dan nog kunnen de kortlopende schulden betaald worden.
Hoe hoger deze ratio, hoe meer marge er is voor tegenslagen. Maar let op: een te hoge ratio kan ook negatief zijn. Misschien heeft het bedrijf teveel voorraden en kan dit beter beheerd worden. Het kan ook zijn dat de vorderingen op de klanten te groot zijn en dat het bedrijf te laks omgaat met slechte betalers.
Verschil tussen vlottende activa en schulden op korte termijn.
Vlottende Activa zijn de werkmiddelen van de onderneming, maar er moeten ook de schulden op korte termijn mee betaald worden.
Solvabiliteit = Eigen vermogen / totaal vermogen
Dit wordt ook wel de graad van financiële onafhankelijkheid genoemd. Met deze ratio analyseren we immers de schuldgraad van de onderneming.
Heeft de onderneming voldoende eigen vermogen? Kunnen alle verschaffers van vreemd vermogen terugbetaald worden bij een faillissement? Dit ligt best tussen de 25% en de 40%. Hoe hoger, hoe beter.
Een andere manier om de schuldgraad voor te stellen is de schulden delen door het eigen vermogen. Als dit getal boven de 1 uitkomt dan zijn er meer schulden dan eigen vermogen. Dit kan het bedrijf potentieel kwetsbaar maken voor onvoorziene tegenslagen.
Nog een andere manier om het belang van schulden kernachtig weer te geven is het vreemd vermogen delen door het totaal vermogen.
De cashflow geeft een zicht op de geldstromen: wordt er genoeg cash gegenereerd om schuldeisers te betalen?
Kosten die in de boekhouding zitten resulteren vaak niet in echt uitgaande kasstromen (bijvoorbeeld afschrijvingen: een investering zoals een dure machine werd bij de start volledig betaald en jaarlijks worden er afschrijvingen geboekt om de aankoopkost te spreiden doorheen de tijd).
Cashflow = winst + niet kaskosten
Hoe hoger de cashflow, hoe gezonder het bedrijf.
Een interessante ratio is de dekking van het vreemd vermogen door de cash flow. Je neemt hierbij de operationele cashflow en deelt deze door het totale vreemde vermogen. Komt dit uit op bijvoorbeeld 0,4? Dan kan het bedrijf met de cashflow al 40% van het vreemde vermogen terug betalen.
Download hier meteen het meer dan 150 pagina's tellende e-book "Bitcoin & crypto uitgelegd".